Series 7
Studie 10: Ebed-Melech: een reddingsactie
Studie 10
Ebed-Melech: een reddingsactie
(schriftgedeelte: Jeremia 38:1-13)
De profeet Jeremia was ter dood veroordeeld (vers 4) en in de gevangenis gegooid, die nauwelijks meer was dan een groot gat in de grond. In deze smerige kerker lag de arme profeet des Heren (vers 6 en 9), en zelfs water en voedsel werden hem ontzegd. Toen Ebed-Melech, een van de dienaren van de koning, een donkere man uit Ethiopië, hoorde van Jeremia’s benarde toestand, ging hij naar de koning en bepleitte daar dat hij Jeremia mocht redden (vers 8-9). De koning gaf niet alleen zijn toestemming, maar beval ook dat er dertig mannen met hem mee moesten gaan om Jeremia naar boven te halen. Ebed-Melech deed wat hij zei en in vers 11-13 lezen we over zijn geweldige reddingsactie.
In dit simpele verhaal zien we een prachtig beeld van de Here Jezus, die, toen Hij vanuit de eeuwigheid zag dat de mensheid in de donkere kerker van de dood terecht was gekomen, de nabijheid van de Koning zocht en aanbood dat Hij een reddingsactie zou uitvoeren – lees Psalm 40:7 en Openb. 13:8 – en dus kwam Hij naar beneden, naar de gevangenis van onze nood, en maakte Hij het door Zijn stervensoffer en Zijn glorieuze opstanding voor ons zondaren mogelijk om gered te worden – lees 2 Kor. 8:9, Gal. 4:4 en 1 Tim. 1:15.
Maar in deze studie zien we ook duidelijk hoe wij, als dienaren van de Koning, zulke reddingsacties moeten uitvoeren. Laten we eens kijken hoe Ebed-Melech Jeremia redde, en hoe wij moeten proberen de arme verloren mannen en vrouwen te redden en veilig te stellen, die gevangen zitten in zonde door de Satan – lees Joh. 8:34 en 2 Tim. 2:26.
1) Ebed-Melech hoorde van, zag en voelde de ernst van Jeremia’s benarde situatie.
In vers 7 lezen we dat hij ‘hoorde…’ Dit was genoeg om ervoor te zorgen dat hij de nood van de profeet ‘zag’ (al was het maar in zijn verbeelding) en daarna ‘voelde’ – lees Klaagliederen 3:51a. Hij zag een mens, van honger stervend, zinkend en veroordeeld. Heb jij de zielen van zulke mensen gezien? – lees Joh. 3:18 en 36, 8:21-24, Ef. 2:2-3 en Openb. 20:12-15. Heb jij medelijden met de verlorenen – lees Matt. 9:36? We hebben de visie van Ebed-Melech nodig, want alleen als we de nood van de verlorenen echt zien en voelen, zullen we ons zorgen maken om hun redding!
2) Ebed-Melech had een gesprek met de Koning.
Dat zien we in vers 7-9. Wat hield hij een welsprekend pleidooi! En jij en ik kunnen hetzelfde doen, want ook wij kunnen naar de Koning toe gaan en onze verzoeken aan Hem bekendmaken, en terwijl we bij Hem zijn, zal Hij ons instructies geven over hoe we onze reddingsactie moeten uitvoeren – lees Hebr. 10:19-20 – en dan zal hij ons een opdracht geven (vers 10). Als de zielen van jouw geliefden en van anderen jou geen zorgen baren, ga dan naar de Koning toe en praat met Hem over hen.
3) Ebed-Melech vroeg anderen om hun medewerking.
De verzen 10 en 11 vertellen ons dat Ebed-Melech dat deed op last van de koning. Ook wij hebben de opdracht van onze Koning om anderen te betrekken bij onze ziel-reddingsactie. Ze kunnen meewerken door te bidden – lees Matt. 18:19, en er zijn andere praktische vormen van medewerking, zoals voorgesteld in Mar. 2:3. Als we ons echt zorgen maken om de redding van de mensen om ons heen, zijn er ook veel manieren om de resultaten veilig te stellen – lees Judas 23.
4) Ebed-Melech had vertrouwen in de manier van redden.
Lees vers 11 – zie je al voor je hoe Ebed-Melech de kracht van de touwen testte? We moeten absoluut vertrouwen hebben in de kracht van onze Redder, en van het Evangelie, om hen voor wiens redding we werken helemaal te redden – lees Rom. 1:16 en Hebr. 7:25. Sommige christelijke werkers en predikers lijken het vertrouwen in de reddende kracht van de Here Jezus Christus en in het effect dat de simpele boodschap van het Evangelie tegenwoordig heeft, te hebben verloren. Ze zetten hun vraagtekens bij de kracht van het touw!
5) Ebed-Melech liet zijn liefde voor Jeremia zien.
En dat deed hij niet alleen door hem te willen redden – lees vers 11 – maar hij gebruikte touwen én lappen, waardoor hij voorkwam dat Jeremia’s oksels kapot zouden schaven. Geweldig! Jeremia had gered kunnen worden zonder die lappen, maar daarmee werd hij zoveel ‘fijner’ gered. Als de mensen om ons heen ervan overtuigd zijn dat we van hen houden, zullen ze een makkelijkere prooi zijn voor onze ziel-reddende pogingen! – lees Mar. 10:21.
6) Ebed-Melech wist hoe hij Jeremia moest instrueren bij zijn redding.
Lees vers 12 en zie het voor je. Weet jij hoe je een ziel tot Christus moet leiden? Kun jij een zondaar vertellen wat hij moet doen om gered te worden? Je kunt maar beter voorbereid zijn op dat belangrijke werk. Neem je Bijbel en zoek, zodat je bekend raakt met alle mooie ‘reddingsverzen’. Leer ze uit je hoofd, met al hun aanhalingen, en misschien kun je ze in je Bijbel onderstrepen en een kleine index maken op de binnenkant van de kaft.
7) Ebed-Melech rustte niet tot Jeremia gered was.
In het geval van de profeet duurde de hele reddingsactie niet lang (vers 13), maar soms duurt het heel erg lang, en dan moeten we onszelf flink oefenen in geduld en wijsheid, voor degene die we willen redden, bij God gebracht kan worden. Lees Gal. 6:9.
Toen Jeremia eenmaal gered was, verdween Ebed-Melech uit beeld. Dat is hoe het moet gaan met de ziel-redder – lees Hand. 8:39, en vergelijk met Joh. 3:30.