Series 7

Studie 7: Obadja: dienaar van Jehovah

Studie 7

Obadja: dienaar van Jehovah

(schriftgedeelte: 1 Koningen 18:1-16)

Er worden niet minder dan dertien Obadja’s genoemd in het Oude Testament, maar de man die we gekozen hebben voor dit studieonderwerp wordt genoemd in 1 Koningen 18:1-16, en hij was gouverneur, hofmeester, in het paleis van koning Achab. Er is soms bijna geringschattend geschreven over deze dienaar van de Heer, maar we lezen over hem niet alleen dat ‘hij de Here vreesde’, maar ook dat hij vanaf zijn vroegste jeugd ‘hij groot ontzag voor de Heer had gehad’ – vers 3 en 12. Deze man had zijn fouten, hij was zeker geen Elia, maar we zien een veel goede eigenschappen in hem. Hij had ontzag voor de Heer in een tijd van ontrouw, afgoderij en immoraliteit. Toen Elia hem vroeg om zijn komst bij de slechte koning Achab aan te kondigen, was Obadja heel erg bang, maar hij stapte daaroverheen en ‘zocht Achab op’, aan wie hij de boodschap doorgaf (vers 16). Hier is een aantal lessen om over na te denken:

1)    Obadja leerde de Heer kennen toen hij nog jong was

Dat halen we, zoals we al eerder gezien hebben, uit de verzen 3 en 12. Wat zit er achter deze woorden? Had Obadja godvrezende ouders? – want het valt wel op dat zijn naam ‘dienaar van de Heer’ betekent! Wat een erfenis! – lees 2 Tim. 3:15. Het is een grote zegen als kinderen de Heer leren kennen! Niemand is te jong om bij Jezus te komen – en niemand is te oud – lees Joh. 3:4. Maar het percentage dat op latere leeftijd gered wordt is helaas erg klein. Een evangelist heeft dat ooit eens uitgeprobeerd bij zijn 4500-koppig publiek, en vroeg aan verschillende leeftijdsgroepen om aan te geven wanneer zij tot Christus waren gekomen. Het resultaat: 400 van de aanwezigen waren al voor hun 10e jaar gered, 600 tussen 10 en 14, 1000 tussen 16 en 20, slechts 24 waren er gered toen ze ouder waren dan 36. Dat wat er overbleef was niet gered. Het is dus heel belangrijk om jongens en meisjes, jonge mensen, te proberen te bereiken met het Evangelie met het oog op hun redding door Christus! – lees Prediker hoofdstuk 12 en vergelijk dit met Spreuken 22:6.

2)    Obadja kende niet alleen de Heer, maar ‘vreesde Hem zeer’ (HSV).

Hij diende de Heer met intens enthousiasme en echte toewijding. Dit verlangt God voor al Zijn mensen – lees Deut. 5:29, en vergelijk met Spr. 1:7, 8:13, 10:27, 14:26, 15:16 en 19:23. De Here ‘vrezen’ betekent niet dat je verschrikkelijk bang voor Hem bent; het betekent dat je hem liefhebt, dat je hem graag plezier wilt doen en dat je ‘bang’ bent om hem te kwetsen. Vrees is een emotie die ons aangrijpt, en ‘de Here vrezen’ betekent dat je wordt aangegrepen door de wil om je te verzetten tegen alles dat hem zou kwetsen en onteren.

 3)    Obadja was gedurende vele jaren een trouwe volgeling van de Heer gebleven.

Let op het woordje ‘sinds’ in vers 12. Obadja vertrouwde God en begon Hem te dienen toen hij nog maar een jongen was, maar hij was dat vele jaren blijven doen – lees Hand. 26:22 en vergelijk met Luc. 9:62. Het is al geweldig om ermee te beginnen, maar het is nog beter om te beginnen en door te zetten! – lees Psalm 36:3 en vergelijk met Joh. 8:31 en 15:9, Hand. 13:43 en 14:22, Kol. 1:23, 1 Tim. 2:15 en 2 Tim. 3:14. ‘Het is niet de man die begint, die slaagt, maar de man die begint en volhoudt’.

4)    Obadja leefde voor de Heer en diende hem in een moeilijke atmosfeer en onder de meest uitdagende omstandigheden.

Deze godvrezende man was hofmeester in Achabs huishouden, en hij was direct verantwoording verschuldigd aan koning Achab en zijn zondige, konkelende vrouw, Izebel. Was het niet beter geweest als Obadja een andere baan had gezocht? Niet per se – zie wat we leren over Jozef (Gen. 41:41), Daniel (Dan. 2:48), Mordechai (Esther 2:19), en de heiligen in dienst van de keizer (Fil. 4:22). We moeten de koning eren, of de regent, wie hij dan ook is – Achab of Nero – lees ook 1 Petr. 2:17.

5)    Obadja stond bij het volk van de Heer goed bekend door een daad die diep medeleven en grote moed had laten zien.

Obadja was van zichzelf geen held – kijk maar naar de verzen 4 en 13. Het was echt een grote stap voor hem om zich te bekommeren om de zonen van de profeten door ze te verstoppen en van eten te voorzien. Het was dapper dat hij dat deed, en zijn moedige daad redde vele levens van een lijdensweg, van de hongerdood. Laten we in onze gebeden ook denken aan diegenen die vandaag de dag diezelfde moed en datzelfde medeleven aan de dag leggen als ze leven om de Heer te dienen in een volledig vreemde situatie.

6)    Obadja was heel menselijk, ook al hield hij van en diende hij de Heer!

Dit halen we uit de verzen 5 – 16. Maar – ook al was Elia een man van staal, een sterke, dappere dienaar van de Heer, ook hij was erg menselijk – lees 1 Kon. 19:1-3 en vergelijk met Jac. 5:17; hij was ‘een mens als wij’. Dit is een bemoediging voor ons allemaal, want als we in de bijbel lezen over hen die door God verhoogd werden en in Zijn dienst gebruikt werden, denken we vaak dat dat mensen zijn met heel speciale eigenschappen. Dat waren ze ook, toen God hen gevormd had, maar van zichzelf, en los van wat de Heer van hen maakte en voor hen was, waren ze net als wij. Twee mooie verzen om op te zoeken en bij dit punt in te passen, zijn 2 Kor. 3:5-6 en vergelijk hier ook 1 Kor. 1:26-31 mee.

7)    Obadja werkte door zijn trouw onbewust mee aan de grote en machtige overwinning van de Heer.

De verzen 15 en 16 zijn geweldig om te lezen! En ze herinneren ons eraan dat Obadja’s dienst voor de Heer een waardevolle schakel was in de ketting van Gods werk. Aan het einde van de dag kon hij bidden met de woorden van de psalmdichter – lees Psalm 71:17-18.