Series 7

Studie 8: Manasse: de Verloren zoon van het Oude Testament.

Studie 8

Manasse: de Verloren zoon van het Oude Testament.

(schriftgedeelte: 2 Kronieken 33:1-13)

Het verhaal van Manasse valt ons op omdat het zo’n perfecte illustratie is van hoe God tegenwoordig met mensen omgaat. Manasse had niet de minste tijd, ruimte of gedachte voor God; sterker: hij tergde God in het openbaar. Toch kwam hij, net als de verloren zoon in de gelijkenis van onze Heer – op een wonderlijke manier tot bezinning; en daarna ‘kwam hij tot zijn vader’ – lees Luc. 15:11-24. Als we het eerste stuk van Manasses verhaal lezen, zijn we ervan overtuigd dat er voor zo’n zondaar geen hoop meer is – maar als we verder lezen, komen we erachter hoe groot en wonderbaar de genade van God is – dat er niemand is die niet bekeerd kan worden, dat er niemand te slecht is om gered en veranderd te worden – en de genade van God kan dat bewerkstelligen! Zie hieronder hoe het verhaal van Manasse in drie stukken uiteenvalt.

1)    De man van wie God hield.

Wie was Manasse? Hij was koning over Juda, en hij werd gekroond toen hij nog maar 12 jaar was. Hij regeerde 55 jaar en stierf toen hij 67 was. Zijn vader was Jechizkia, van wie we lezen dat hij deed wat goed is in de ogen van de Heer – lees 2 Kron. 31:20. Dus had Manasse een goddelijke erfenis – maar er is absoluut geen garantie dat als iemands ouders godvrezend zijn, hijzelf ook zal opgroeien met ontzag voor de Heer. Jechizkia’s zoon was Manasse, die uiteindelijk een van de meest vreselijke personen van zijn tijd bleek te worden. Hij was een enorme zondaar. Hij was als de melaatse die naar Jezus kwam, vol melaatsheid – lees Luc. 5:12 (HSV). Maar God hield van hem! Lees alsjeblieft 2 Kron. 33:2-9 en zie daar hoe slecht deze man was. En toch hield God ondanks alles van hem en verlangde ernaar om hem te redden. Natuurlijk had God een hekel aan de zonden van Manasse, maar hij hield van Manasse – lees Matt. 9:13, Luc. 15:2 en 19:10 en 1 Tim. 1:15. Wij zijn zondaren, zoals we lezen in Jes. 53:6 en Rom. 3:23, en de straf voor onze zonde is de dood – lees Rom. 6:23. Maar God houdt van ons, en in Zijn genade roept hij ons op om spijt te hebben en ons weer tot Hem te wenden – lees Jes. 1:18 en 55:6-7. Toen Manasse ver weg van God was, sprak God tot hem – lees vers 10. Daar staat het bewijs dat God van hem hield en zich zorgen maakte om zijn welzijn. Als God niet van hem had gehouden, had Hij hem wel met rust gelaten. Dus wat deed God?

2)    De methode die God gebruikte

Omdat God van Manasse hield liet Hij hem niet vallen, maar deed hij de volgende drie dingen:

a) Hij liet hem zijn gang gaan, zodat hij zichzelf tegen zou komen.

Dit is precies wat er ook gebeurde met de verloren zoon. De vader schoof de wens van de zoon om het huis te verlaten niet terzijde; hij liet hem gaan, zodat hij zijn eigen weg kon gaan en zelf kon uitvinden dat zonde niet loont – lees Luc. 15:12-13.

b) Hij waarschuwde hem (zoals we gezien hebben – lees vers 10 nog eens)

Een van de meest serieuze waarschuwingen in de Bijbel vind je in Spreuken 29:1; maar zie je niet dat nou juist het feit dat God ons berispt, betekent dat Hij van ons houdt en zich zorgen om ons maakt? Dit klopte ook in het geval van Manasse.

c) Hij kwelde hem. Ja, echt, dat deed God – voor Manasses eigen bestwil – lees vers 11 en vergelijk dit met Luc. 15:14-16. Dat was een drastische actie, maar het was allemaal met de bedoeling hem zijn verstand te laten terugvinden. God wist precies wat Hij deed, net als Hij deed met Saulus uit Tarsus – lees Hand. 9:5. Vandaag de dag laat God het toe dat zorgen en beproevingen zwaar op mensen drukken, zodat ze inzien hoe weinigzeggend het is om dag aan dag zonder Hem te leven.

3) Het wonder dat God bewerkstelligde

Wonder? Ja, inderdaad, een wonder! – lees de verzen 12 en 13. Heb je ooit een wonder gezien? Nou, hier heb je er een! Denk er maar eens over na: deze man, dezelfde over wie we eerder in dit hoofdstuk lazen, zocht nu naar de Heer, verootmoedigde zich voor de Heer, bad tot Hem en ervoer een geweldig herstel en een ongelooflijke verandering! Dit is zo up-to-date! – lees 2 Kor. 5:17 en vergelijk dit met Luc. 15:20-24.

Het verhaal van Manasse herinnert ons aan de getuigenis van John Bunyan. Op een dag hoorde de vloekende, godslasterende, goddeloze John Bunyan een stem zeggen: ‘Wil je je zonden achter je laten en naar de hemel gaan, of volharden in zonde en naar de hel gaan?’ John Bunyan deed hetzelfde als Manasse, liet zijn zonden achter zich en werd een waardevolle dienaar van de Heer. Maar denk eens na over de vraag die God hem stelde; wat vertelt die ons over de manier waarop God mensen redt?

a) Dat God almachtig is als het gaat om het redden van een zondaar. Het was op een moment dat John Bunyan ver van God verwijderd was, en helemaal niet aan Hem dacht, dat God tot hem sprak. Hetzelfde kan gezegd worden van Manasse; God nam het initiatief en brak in zijn leven in – lees 2 Kron. 33:10; Hij zei vanuit de hemel: ‘Wil je…’  – lees ook Gen. 3:9, Jona 2:9, Hand. 9:3-5 en vergelijk deze met Joh. 6:44.

b) Dat God de mens oproept om zich te bekeren. John Bunyan moest zijn zonden achter zich laten – en dat is wat bekering betekent: het is een andere manier van denken, die ertoe leidt dat je je anders gaat gedragen – lees ook Jes. 55:7 en Hand. 17:30-31.

c) Dat hoewel redding het werk van God is, de mens wordt opgeroepen om een keuze te maken. Hier moet de menselijke eigen wil aan het werk – lees Deut. 30:19, Joz. 24:15, Joh. 5:40 en Openb. 22:17.

d) Dat ‘ja’ tegen God zeggen de weg naar de hemel is. Ja – de hemel! – lees Openb. 21:1-7, Joh. 14:2 en 2 Kor. 5:8.

e) Dat ‘nee’ tegen God zeggen de weg naar oordeel en de hel is. Ja – de hel! – lees Openb. 20:11-15 en 21:8.